In de Middeleeuwen verenigden beroepsgenoten zich in broederschappen of gilden. Waar schuttersgilden werden opgericht betrof dat lokale milities, bedoeld om burgers in dorpen of steden te beschutten tegen aanvallende roversbenden of legers. Ze zijn te vergelijken met de huidige hulp- en ordediensten als politie, brandweer of leger.
Niettegenstaande het bestaan der schuttersgilden tot hoog in de Middeleeuwen opklimt, is het pas sinds het begin van de 14e en in de loop van de 15e eeuw dat de meeste gilden hun privileges kregen, zo ook in Dendermonde. De voetbooggilde van Sint-Joris werd reeds vermeld in een stadsrekening van 1377, maar bestond al veel langer. De handboogschutters van de Sint-Sebastiaansgilde verkregen hun privileges in 1409.
Aangezien gedurende de 15e en 16e eeuw de vuurwapens stilaan in de plaats kwamen van de traditionele bewapening, werden de voetboog- en handbooggilden volledig verdrongen naar het terrein van folklore en liefhebberij. In de plaats daarvan wonnen de nieuw opgerichte kolveniers- of buskruitschuttersgilden aan belang. In Dendermonde was er reeds in 1521 een dergelijke vereniging, zij verkreeg in 1524 haar privilege van Karel V en noemde zich de Sint-Andriesgilde.
In 1796, in de periode van het Franse bewind, werden de schuttersgilden ontbonden. Hoewel er nadien nog pogingen zijn ondernomen om de gilden opnieuw in hun oude glorie te herstellen, liggen de hoogdagen van deze verenigingen al eeuwen achter ons. De reuzen Indiaan, Mars en Goliath blijven echter voor eeuwig verbonden met deze roemrijke geschiedenis.